Als je het in het Nahuatl, een van de inheemse Mexicaanse talen, hebt over mensen plezieren, dan gebruikt je het woord Celmaca. Het mag dan ook niet verwonderen dat “Cantos bebida y muerte”, het tweede album van de band uitnodigt om te feesten en te reizen. Ze lieten zich inspireren door de tradities en rituelen van Latijns-Amerika die in schril contrast staan met de jachtige westerse wereld.
Ze begeleiden de liederen op een veelheid aan percussie en snaarinstrumenten, elk met hun eigen timbre, die eeuwenoude tradities oproepen. Je hoort echo’s van de Dia de Muertos (Allerheiligen/Allerzielen) in Mexico, die steevast wordt begeleid door feestelijke muziek, of je proeft de “Mezcal”, het voorouderlijke vuurwater, afkomstig van de agave in Mexico dat er zich op beroept de zielen van hun pijn te kunnen genezen, tongen los te maken en iedereen te doen zingen. Je voelt de kracht van werkliederen, die de arbeid aangenamer maken en de verveling verdrijven. “Coplas a la pilandera” roept dan weer op tot spel en dans. Van land tot zee bevat het album ook peteneras (een muziekgenre uit het Mexicaanse huasteca-repertoire) bevolkt door sirenes, geërotiseerde mythologische figuren die met hun betoverende stem een speciale relatie creëren met mannen. Met de “Petenera del emigrante” roept de ongelukkige man de hulp in van deze ‘Vrouw van het water’. Begin samen aan een reis langs betoverende personages en verhalen.
Muzikanten:
Osvaldo Hernandez Nápoles : snaarinstrumenten, percussie, zang
Patricia Hernandez-Van Cauwenberge : percussie, zang
Sébastien Taminiau : viool, contrabas
Gast : Martín López Muro : gitaren